-
1 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
2 accommoder
-
3 harmoniser
harmoniser [aarmonniezee]1 harmoniseren ⇒ doen overeenstemmen, op elkaar afstemmen1 harmoniëren (met) ⇒ in overeenstemming zijn (met), goed passen (bij)1. vharmoniseren, op elkaar afstemmen2. s'harmoniser (à, avec)vharmoniëren (met), in overeenstemming zijn (met)
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский